Materiële vaste activa (1)
Het verloop van de materiële vaste activa kan als volgt worden weergegeven.
Tabel Materiële vaste activa
Bedragen x € 1 miljoen | Investeringen in gehuurde panden | Inventaris | Hardware en software | Totaal |
Stand per 1 januari 2021 | ||||
Aanschafwaarde | 107 | 33 | 102 | 242 |
Cumulatieve afschrijvingen | -52 | -16 | -79 | -147 |
Boekwaarde per 1 januari 2021 | 55 | 17 | 23 | 95 |
Mutaties | ||||
Investeringen | 11 | 2 | 6 | 19 |
Desinvesteringen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Afschrijvingen | -11 | -3 | -12 | -26 |
Saldo mutaties | 0 | -1 | -6 | -7 |
Stand per 31 december 2021 | ||||
Aanschafwaarde | 113 | 34 | 108 | 255 |
Cumulatieve afschrijvingen | -58 | -18 | -91 | -167 |
Boekwaarde per 31 december 2021 | 55 | 16 | 17 | 88 |
In 2021 is voor een bedrag van € 6 miljoen aan volledig afgeschreven materiële vaste activa buiten gebruik gesteld (2020: € 9 miljoen). Om die reden zijn de aanschafwaarde en de cumulatieve afschrijvingen ultimo 2021 met dit bedrag gecorrigeerd. In de materiële vaste activa zijn investeringen ten bedrage van € 9 miljoen (2020: € 6 miljoen) inbegrepen die per balansdatum nog niet in gebruik zijn genomen. Het betreft projectmatige investeringen in gehuurde panden.
De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikneming.
We hanteren de volgende afschrijvingstermijnen:
-
Investeringen in gehuurde panden: maximaal 10 jaar, of zo dit korter is, de verwachte huurtermijn
-
Inventaris: 5–10 jaar
-
Hardware en software: 2–5 jaar
Wij berekenen rente over de financiering van de materiële vaste activa, voor zover deze zijn gefinancierd met middelen uit de fondsen. Deze rente bedraagt over 2021 € nihil (2020: ook € nihil). Wij hanteren daarbij de rentetarieven die worden toegepast op de rekeningen-courant die wij aanhouden bij de minister van Financiën.
Financiële vaste activa (2)
Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. In de voorbereiding op deze stelselwijziging was als voorwaarde gesteld dat deze wijziging geen budgettaire consequenties voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) mocht hebben. Ultimo 2011 resteerde een vordering van UWV op het ministerie van SZW van € 163 miljoen aan niet-afgerekend transactieresultaat. De vordering betreft nog te verrekenen rijksbijdragen van respectievelijk € 141 miljoen voor de Wajong en € 22 miljoen voor de Toeslagenwet. Het eerstgenoemde bedrag kan door ons direct worden opgeëist, zodra door wet- en regelgeving het Afj wordt opgeheven en/of de Wajong wordt ingetrokken. Voor het tweede genoemde bedrag geldt eenzelfde situatie voor het Toeslagenfonds en/of de Toeslagenwet. Over de vordering wordt door het ministerie van SZW geen rente vergoed. In 2021 heeft UWV besloten om de vordering niet langer in de balans op te nemen gezien het min of meer eeuwigdurende karakter van de vordering. Dit is gerealiseerd door de hiermee samenhangende rijksbijdrage, die in het verleden als bate is verantwoord, terug te draaien. Met ingang van 2021 wordt deze vordering opgenomen onder Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen.
Vorderingen (3)
De vorderingen zijn in principe direct opeisbaar en hebben daarmee een looptijd korter dan een jaar. De reële waarde van de vorderingen benadert de boekwaarde, gegeven het kortlopende karakter van de vorderingen en het feit dat waar nodig voorzieningen voor oninbaarheid zijn gevormd.
Tabel Vorderingen
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2021 | 31 december 2020 | ||
Programmakosten | ||||
Premievorderingen | 4.475 | 3.918 | ||
Vorderingen NOW | 2.904 | 335 | ||
Uitkeringsdebiteuren | 248 | 285 | ||
Faillissementsvorderingen | 171 | 278 | ||
Nog te verrekenen rijksbijdragen | - | 779 | ||
Overige vorderingen en overlopende activa | 9 | 29 | ||
7.807 | 5.624 | |||
Uitvoeringskosten | ||||
Debiteuren | 3 | 5 | ||
Vooruitbetaalde kosten | 37 | 42 | ||
Overige vorderingen en overlopende activa | 7 | 11 | ||
47 | 58 | |||
Totaal | 7.854 | 5.682 |
Premievorderingen
Ondernemers met betalingsproblemen vanwege de coronacrisis kunnen tot en met 31 maart 2022 bijzonder uitstel van betaling aanvragen voor verschillende belastingen. De premies voor de werknemersverzekeringen maken ook deel uit van deze crisismaatregel. Het saldo premievorderingen van € 4.475 miljoen bestaat voor € 2.503 miljoen aan vorderingen die in januari 2022 zijn geïncasseerd en voor € 1.972 miljoen aan vorderingen waarvoor uitstel van betaling is verleend, waarvan een belangrijk deel een looptijd heeft van langer dan één jaar. Op deze laatste vorderingen is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht van € 58 miljoen (2,9%). Vanwege de vergelijkbaarheid met de NOW-vorderingen qua mate van preferentie en looptijden hebben wij voor de voorziening Premievorderingen hetzelfde percentage aangehouden als voor de NOW-vorderingen met een betalingsregeling.
Vorderingen NOW
De vorderingen NOW bestaan uit de te vorderen subsidiebedragen met betrekking tot vaststellingen en bestaan uit de volgende componenten die in onderstaande tabel worden gespecificeerd.
Tabel Vorderingen NOW
Bedragen x € 1 miljoen | Exclusief voorziening oninbaarheid | Inclusief voorziening oninbaarheid | |||
2021 | 2020 | 2021 | 2020 | ||
Vorderingen per 31 december uit hoofde van vaststellingen | 683 | 13 | 665 | 13 | |
In 2022 (januari) resp. 2021 (januari en februari) vastgestelde subsidies NOW | 222 | 332 | 216 | 322 | |
Schatting vanaf 1 februari 2022 vast te stellen subsidies NOW 1 en 2 | 2.073 | 0 | 2.023 | 0 | |
Totaal | 2.978 | 345 | 2.904 | 335 |
Op vorderingen NOW worden, conform wet- en regelgeving, op aanvraag van de werkgever direct betalingsregelingen getroffen. Hierbij kan uitstel van betaling worden verleend voor langer dan een jaar, met een maximum van vijf jaar. Op het saldo van NOW-vorderingen per 31 december 2021 is voor € 329 miljoen aan dergelijke regelingen getroffen, waarvan € 164 miljoen een looptijd heeft van langer dan een jaar.
Op de vorderingen NOW is een voorziening voor oninbaarheid getroffen. Bij de berekening wordt onderscheid gemaakt naar drie verschillende soorten vorderingen:
-
Vorderingen zonder betalingsregeling waarbij het saldo op balansdatum minder dan negentig dagen openstaat
Bij de vorderingen zonder betalingsregeling waarvan het saldo minder dan negentig dagen openstaat, is de voorziening bepaald op basis van de berekende incassoratio. Deze bedraagt 98%. De voorziening voor oninbaarheid is derhalve bepaald op 2% van de per 31 december 2021 openstaande vorderingen en op de vorderingen zonder betalingsregeling waarvan wordt geraamd dat deze na 31 december zullen worden vastgesteld. De voorziening op deze vorderingen bedraagt circa € 49,1 miljoen. -
Vorderingen met betalingsregeling
Voor vorderingen NOW wordt, conform wet- en regelgeving, op aanvraag van de werkgever direct een betalingsregeling getroffen. Een betalingsregeling loopt maximaal vijf jaar. Bij deze vorderingen wordt de voorziening bepaald op basis van de verwachte toekomstige kasstromen waarbij gebruik wordt gemaakt van een interestfactor enerzijds en een risicofactor anderzijds. De voorziening voor oninbaarheid betreft de per 31 december 2021 nog openstaande vorderingen met een betalingsregeling en de vorderingen waarvan wordt geraamd dat deze na 1 februari met een betalingsregeling zullen worden vastgesteld. De voorziening bedraagt op deze vorderingen ongeveer € 23,4 miljoen (gemiddeld 2,9% van het totale (geraamde) saldo van vorderingen met een betalingsregeling van € 807 miljoen). -
Vorderingen waarbij het saldo op balansdatum meer dan negentig dagen openstaat
Bij alle vorderingen waarvan het saldo meer dan negentig dagen openstaat en waarvoor geen betalingsregeling is getroffen, wordt een voorziening voor oninbaarheid getroffen. De voorziening bedraagt op deze vorderingen bedraagt ongeveer € 1,5 miljoen (circa 30% van het saldo van vorderingen dat langer dan negentig dagen openstaat ad € 4,9 miljoen).
Voor een verdere toelichting op deze post wordt verwezen naar de toelichting op Subsidies NOW (zie paragraaf Toelichting op de staat van baten en lasten).
Uitkeringsdebiteuren
De uitkeringsdebiteuren hebben betrekking op terug te vorderen uitkeringen, bijbehorende sociale lasten en boetes. In het saldo uitkeringsdebiteuren zijn tevens het verhaal van uitkeringen WW en WGA op respectievelijk overheidswerkgevers en werkgevers eigenrisicodrager WGA alsmede het verhaal van uitkeringen betaald voor andere EU-landen (EU-Verordening nr. 883/2004) opgenomen.
Voor uitkeringsdebiteuren die niet direct aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, kunnen betalingsregelingen worden getroffen. Daardoor kan de feitelijke looptijd van individuele vorderingen langer dan een jaar zijn. Op grond van ervaringscijfers is onze inschatting dat een bedrag van € 105 miljoen als langlopend kan worden beschouwd. UWV brengt rente in rekening op uitstaande vorderingen op uitkeringsdebiteuren conform de geldende wet- en regelgeving.
Faillissementsvorderingen
Bij onmacht van de werkgever om de verplichtingen voortvloeiende uit dienstbetrekkingen te betalen, neemt UWV ingevolge hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet de betaling over. Deze overgenomen verplichtingen worden door UWV als vordering ingediend bij de curator. Vanaf 2021 worden ook NOW‑vorderingen in deze post opgenomen die betrekking hebben op werkgevers die een voorschot NOW hebben ontvangen en waarvoor een faillissement is uitgesproken.
Uit de langjarige data blijkt dat bij het opheffen van een faillissement door de curator gemiddeld 32% (tot 2020 hebben wij 27% gehanteerd) van de ingestelde vorderingen is geïncasseerd. Dit percentage is toegepast voor de waardering van de faillissementsvorderingen. De verhoging van het percentage voor de waardering van vorderingen van 27% naar 32% heeft geleid tot een vrijval van de voorziening van circa € 52 miljoen.
Bij het opstellen van de jaarrekening 2017 zijn voor het eerst de faillissementsvorderingen gewaardeerd. Destijds is de bijbehorende voorziening voor oninbaarheid gebaseerd op een incassoratio van 27%. De berekening van deze ratio was correct, maar bij doorvertaling van deze ratio naar de voorziening voor oninbaarheid is een onjuistheid opgetreden, waardoor deze voorziening te laag is vastgesteld. Deze fout is ook in de jaarrekeningen 2018 tot en met 2020 opgetreden. In de onderhavige jaarrekening is dit hersteld. De correctie heeft geleid tot een aanvullende dotatie aan de voorziening van circa € 120 miljoen.
Voor de faillissementsvorderingen geldt dat inning afhankelijk is van de afhandeling van het faillissementsdossier door de curator. Hoewel deze post als kortlopend wordt gerubriceerd, lopen deze vorderingen veelal meerdere jaren voordat finale afwikkeling plaatsvindt. Op grond van ervaringscijfers is onze inschatting dat een bedrag van € 65 miljoen als langlopend kan worden beschouwd.
Voorzieningen oninbare vorderingen
Op de vorderingen zijn voorzieningen voor het risico van oninbaarheid in mindering gebracht. Deze voorzieningen zijn bepaald door de verwachte toekomstige ontvangsten, voor zover mogelijk gebaseerd op historische gegevens, te vergelijken met het saldo per 31 december. Het verloop van de voorzieningen kan als volgt worden weergegeven:
Tabel Voorziening oninbare vorderingen
Bedragen x € 1 miljoen | Voorziening oninbare premie-vorderingen | Voorziening oninbare vorderingen NOW | Voorziening oninbare uitkerings-debiteuren | Voorziening oninbare faillissements-vorderingen | Totaal |
Stand per 1 januari 2021 | 77 | 10 | 291 | 752 | 1.130 |
Dotatie | - | 64 | 50 | 94 | 208 |
Vrijval | -19 | - | -2 | -52 | -67 |
Onttrekking | - | - | -31 | -81 | -112 |
Stand per 31 december 2021 | 58 | 74 | 308 | 713 | 1.159 |
Nog te verrekenen rijksbijdragen
Ultimo 2021 betreft deze post een schuld die onder de kortlopende schulden wordt verantwoord en toegelicht.
Liquide middelen (4)
Tabel Liquide middelen
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2021 | 31 december 2020 |
Tegoeden in rekening-courant bij de minister van Financiën | 15.832 | 9.711 |
Banktegoeden | 2 | 1 |
Totaal liquide middelen | 15.834 | 9.712 |
Op grond van artikel 119, lid 4 van de Wfsv houden wij voor elk van de door ons beheerde fondsen een rekening‑courant aan bij de minister van Financiën. Onder de liquide middelen zijn daarnaast banktegoeden in rekening‑courant opgenomen. De liquide middelen staan voor een bedrag van € 0,2 miljoen niet ter vrije beschikking, dit betreft twee escrowrekeningen. De mutaties in de liquide middelen zijn nader gespecificeerd in paragraaf Kasstroomoverzicht over 2021.
Fondsvermogen (5)
Het saldo van de programmabaten en -lasten en de uitvoeringskosten wordt jaarlijks toegevoegd of onttrokken aan het vermogen van de desbetreffende fondsen. De verwerking van het saldo van baten en lasten 2021 (per saldo € 5.499 miljoen bate) is als volgt:
-
Toevoeging Fondsvermogen € 5.526 miljoen
-
Onttrekking Bestemmingsfonds frictiekosten € -/- 27 miljoen
-
Totaal € 5.499 miljoen
Tabel Fondsvermogen 2021
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2021 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen en egalisatiereserve | 31 december 2021 |
Aof | 15.194 | 4.909 | - | 20.103 |
Whk | 1.367 | -211 | - | 1.156 |
AWf | -7.528 | 646 | - | -6.882 |
Ufo | 1.916 | 318 | - | 2.234 |
Afj | - | -141 | - | -141 |
Toeslagenfonds | - | -22 | - | -22 |
Totaal fondsen | 10.949 | 5.499 | - | 16.448 |
Bestemd fondsvermogen | -113 | 27 | 0 | -86 |
Egalisatiereserve | -87 | - | -6 | -93 |
Netto-fondsvermogen | 10.749 | 5.526 | -6 | 16.269 |
Ter vergelijking is het verloop van het fondsvermogen gedurende 2020 opgenomen:
Tabel Fondsvermogen 2020
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2020 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen en egalisatiereserve | 31 december 2020 |
Aof | 11.413 | 3.781 | - | 15.194 |
Whk | 1.808 | -441 | - | 1.367 |
AWf | -9.604 | 2.076 | - | -7.528 |
Ufo | 1.596 | 320 | - | 1.916 |
Afj en Toeslagenfonds | - | - | - | - |
Totaal fondsen | 5.213 | 5.736 | - | 10.949 |
Bestemd fondsvermogen | -140 | 27 | - | -113 |
Egalisatiereserve | -19 | - | -68 | -87 |
Netto-fondsvermogen | 5.054 | 5.763 | -68 | 10.749 |
Het fondsvermogen bestaat uit het cumulatieve saldo van de jaarlijks gerealiseerde baten en lasten. Op het fondsvermogen zijn de bestemmingsfondsen en de egalisatiereserve in mindering gebracht. Het fondsvermogen van het AWf is negatief omdat de premie WW-AWf, die door het ministerie van SZW wordt vastgesteld, in eerdere jaren ver beneden lastendekkend niveau lag. Zoals is toegelicht in paragraaf Algemene toelichting onder het kopje Financiering is er geen risico voor de continuïteit vanwege de beschikbare kredietfaciliteiten die door de minister van Financiën worden verleend.
Het Afj en het Toeslagenfonds kennen in principe geen vermogen en worden volledig gefinancierd uit rijksbijdragen. Zoals is toegelicht onder de Financiële vaste activa hebben wij in 2021 echter besloten om de uit 2011 stammende vordering op het ministerie van SZW van € 163 miljoen met betrekking tot niet‑afgerekend transactieresultaat op nihil te waarderen, aangezien het ministerie deze vordering niet eerder betaalt dan bij beëindiging van de desbetreffende wet of opheffing van het desbetreffende fonds. Als gevolg hiervan is het vermogen van het Afj en het Toeslagenfonds per ultimo 2021 respectievelijk € 141 miljoen en € 22 miljoen negatief. Deze negatieve vermogens hebben een min of meer permanent karakter. Met ingang van 2021 wordt de voorheen onder de Financiële vaste activa opgenomen vordering vermeld onder Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen.
Bestemmingsfondsen (6)
Tabel Bestemmingsfondsen 2021
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2021 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen | 31 december 2021 |
Frictiekosten | 104 | -27 | - | 77 |
Re‑integratietrajecten en | 9 | - | 0 | 9 |
Totaal | 113 | -27 | 0 | 86 |
Ter vergelijking is het verloop van de bestemmingsfondsen gedurende 2020 opgenomen:
Tabel Bestemmingsfondsen 2020
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2020 | Saldo baten en lasten | Vorming bestem-mingsfondsen | 31 december 2020 |
Frictiekosten | 131 | -27 | - | 104 |
Re-integratietrajecten en | 9 | - | 0 | 9 |
Totaal | 140 | -27 | 0 | 113 |
De bestemmingsfondsen zijn met instemming van de minister van SZW gevormd ten laste van het fondsvermogen. Het bestemmingsfonds Frictiekosten is bedoeld ter dekking van reorganisatie- en investeringskosten. In 2021 is € 26,5 miljoen ten laste van het bestemmingsfonds Frictiekosten gebracht. Dit bedrag is besteed aan het bestedingsplan dienstverlening.
Uit de bestemmingsfondsen zijn nog geen bedragen voor 2022 vrijgegeven door het ministerie van SZW.
Egalisatiereserve (7)
Op grond van artikel 33 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is UWV verplicht een egalisatiereserve aan te houden. Voor het vormen en voor het uitnutten van de egalisatiereserve is – in tegenstelling tot de bestemmingsfondsen – geen toestemming van het ministerie van SZW vereist, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Tabel Egalisatiereserve 2021
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2021 | Saldo baten en lasten | Vorming egalisatiereserve | 31 december 2021 |
Reguliere activiteiten | 2 | -1 | 0 | 1 |
W&R-projecten | 9 | -4 | 8 | 13 |
Vrij besteedbaar | 76 | 5 | -2 | 79 |
Totaal | 87 | - | 6 | 93 |
Van het budgetresultaat 2021 ad € 102 miljoen is een bedrag van € 6 miljoen toegevoegd aan de egalisatiereserve. Hiermee is het maximumbedrag van de egalisatiereserve (€ 93 miljoen) bereikt. Het resterende deel van het budgetresultaat (€ 96 miljoen) blijft onderdeel van het fondsvermogen. De egalisatiereserve bedraagt maximaal 5% van het gemiddelde van de jaarbudgetten van de voorgaande drie jaar.
Ter vergelijking is het verloop van de egalisatiereserve gedurende 2020 opgenomen:
Tabel Egalisatiereserve 2020
Bedragen x € 1 miljoen | 1 januari 2020 | Saldo baten en lasten | Vorming | 31 december 2020 |
Reguliere activiteiten | 1 | -1 | 2 | 2 |
W&R-projecten | 15 | -8 | 2 | 9 |
Vrij besteedbaar | 3 | 9 | 64 | 76 |
Totaal | 19 | - | 68 | 87 |
Voorzieningen (8)
Tabel Voorzieningen
Bedragen x € 1 miljoen | Programma-kosten | Uitvoeringskosten | Totaal | ||||
Compensatie transitie-vergoeding | Jubilea | Sociaal plan | Loondoor-betaling bij ziekte | Overig | |||
Stand per 1 januari 2021 | 535 | 43 | 10 | 12 | 6 | 606 | |
Dotatie | 387 | 5 | 1 | 8 | 21 | 422 | |
Onttrekking | -723 | -4 | -4 | -6 | 0 | -737 | |
Vrijval | -69 | - | 0 | - | 0 | -69 | |
Stand per 31 december 2021 | 130 | 44 | 7 | 14 | 27 | 222 | |
Samenstelling | |||||||
Korte termijn (< 1 jaar) | 130 | 1 | 3 | 6 | 24 | 164 | |
Middellange termijn (1-5 jaar) | 0 | 11 | 4 | 8 | 3 | 26 | |
Lange termijn (> 5 jaar) | 0 | 32 | 0 | - | 0 | 32 | |
Stand per 31 december 2021 | 130 | 44 | 7 | 14 | 27 | 222 |
Voorziening compensatie transitievergoeding
Werkgevers kunnen sinds 2020 via UWV compensatie krijgen voor de transitievergoeding die zij hebben betaald bij het ontslag van werknemers wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Sinds 1 januari 2021 kan een bedrijf tot 25 werknemers dat stopt doordat de werkgever met pensioen gaat of overlijdt, via UWV ook compensatie krijgen voor betaalde ontslagvergoedingen. Deze compensaties krachtens de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden (CRTV-BE) of langdurige arbeidsongeschiktheid (CRTV-LAO) worden uit het AWf en het Aof gefinancierd.
Voor de berekening en verantwoording van de compensaties van transitievergoedingen bij langdurige arbeidsongeschiktheid zijn twee data in 2020 van belang:
-
1 april 2020. Wanneer een werkgever de volledige transitievergoeding heeft betaald vóór 1 april 2020 of de datum van het opzegverbod voor het einde van het dienstverband vóór 1 april 2020 ligt, dan wordt de vergoeding berekend met een voor de werknemer gunstiger uitkomst dan in de overige gevallen Deze zogenoemde oude gevallen kunnen met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2015 worden gecompenseerd door UWV. De gemiddelde compensatie voor de oude gevallen bedraagt ongeveer € 19.600 per aanvraag, voor de nieuwe gevallen is dit circa € 15.400.
-
1 januari 2020. Krachtens Wfsv artikel 100 lid f worden de compensaties waarbij het dienstverband vóór 1 januari 2020 is beëindigd, door het AWf gefinancierd. Compensaties waarbij het dienstverband op of na 1 januari 2020 is beëindigd, worden, conform Wfsv artikel 115 lid k, gefinancierd door het Aof.
In onderstaande tabel wordt per fonds het verloop van de gehele voorziening toegelicht.
Tabel Voorziening compensatie transitievergoeding
Bedragen x € 1 miljoen | AWf | Aof | Aof | Totaal |
Stand per 1 januari 2021 | 340 | 195 | - | 535 |
Dotatie | - | 373 | 14 | 387 |
Onttrekking | -278 | -439 | -6 | -723 |
Vrijval | -62 | -7 | - | -69 |
Stand per 31 december 2021 | 0 | 122 | 8 | 130 |
De stand per 31 december 2021 betreft enerzijds reeds ontvangen maar nog niet afgewikkelde aanvragen en anderzijds nog naar verwachting in 2022 te ontvangen aanvragen met betrekking tot compensatie voor in 2021 of eerder verstrekte transitievergoedingen. De termijn waarin werkgevers aanvragen kunnen indienen, bedraagt namelijk zes maanden nadat volledige betaling van de transitievergoeding heeft plaatsgevonden. Bij ontslag van werknemers wegens bedrijfseconomische redenen is de aanvraagtermijn twaalf maanden.
Jubilea
De voorziening is getroffen voor de kosten van jubileumuitkeringen bij het bereiken van een dienstverband van 25 jaar en 40 jaar, en bij pensionering. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met de opgebouwde jaren, de blijfkans en de verwachte toekomstige loonstijgingen. De blijfkans en de verwachte toekomstige loonstijgingen zijn gebaseerd op historische cijfers. De voorziening wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband, rekening houdend met de actuele marktrente per balansdatum van hoogwaardige ondernemingsobligaties. Hierbij is gerekend met een actuele marktrente van 1%.
Sociaal plan
Deze voorziening is gevormd voor de afvloeiingskosten van niet-actieve medewerkers in het kader van reorganisaties die het gevolg zijn van wijzigingen in wet- en regelgeving, afnemend werkaanbod en diverse doelmatigheids- en efficiencytrajecten.
Loondoorbetaling bij ziekte
De voorziening is gevormd voor de op balansdatum bestaande verplichtingen om in de toekomst beloningen door te betalen aan personeelsleden die per balansdatum naar verwachting niet in staat zijn om werkzaamheden te verrichten door ziekte of arbeidsongeschiktheid. In deze voorziening zijn ook begrepen de transitievergoedingen te betalen aan deze personeelsleden.
Overige voorzieningen
De voorziening fiscale verplichtingen is gevormd omdat UWV bij de fiscale behandeling van de reiskosten mogelijk fouten heeft gemaakt. Wij zijn hierover met de Belastingdienst in gesprek. Voor de hiermee samenhangende mogelijke naheffing hebben wij ultimo 2021 een voorziening getroffen van € 20 miljoen.
De voorziening transitievergoedingen is gevormd als uitvloeisel van de Wet werk en zekerheid (Wwz). Volgens de Wwz ontvangen werknemers bij onvrijwillig ontslag een financiële vergoeding: de transitievergoeding. De voorziening is getroffen voor medewerkers met een tijdelijk dienstverband. De voorziening bedraagt ultimo boekjaar € 4 miljoen.
De voorziening terugbouwverplichtingen is gevormd voor de contractueel overeengekomen verplichtingen om gehuurde panden bij het beëindigen van huurovereenkomsten op te leveren in ‘oorspronkelijke staat’. Gedurende de looptijd van de huurovereenkomsten wordt op pandniveau een voorziening voor deze verplichting opgebouwd door een jaarlijkse dotatie. Onttrekkingen vinden plaats op het moment dat de contracten zijn beëindigd en de desbetreffende locaties zijn opgeleverd. De voorziening bedraagt ultimo boekjaar € 2 miljoen.
De voorziening huurafkoop/leegstand is gevormd voor de kosten van huurovereenkomsten, voor de periode waarin wij als gevolg van de reorganisatie niet langer gebruikmaken van de gehuurde locaties. De voorziening bedraagt ultimo boekjaar € 1 miljoen.
Kortlopende schulden (9)
Tabel Kortlopende schulden
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2021 | 31 december 2020 | ||
Programmakosten | ||||
Nog te betalen uitkeringen | 1.350 | 1.476 | ||
Nog af te dragen belastingen | 321 | 343 | ||
Nog af te dragen premies sociale verzekeringen | 433 | 490 | ||
Nog te betalen subsidies NOW | 772 | 1.561 | ||
Nog te verrekenen rijksbijdragen | 3.975 | - | ||
Schulden aan banken | 9 | - | ||
Overige schulden en overlopende passiva | 18 | 15 | ||
6.878 | 3.885 | |||
Uitvoeringskosten | ||||
Leveranciers | 53 | 53 | ||
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 88 | 73 | ||
Pensioenen en VUT | - | 4 | ||
Overige schulden en overlopende passiva | 87 | 82 | ||
228 | 212 | |||
Totaal | 7.106 | 4.097 |
Alle kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. De reële waarde van de schulden benadert de boekwaarde, gegeven het kortlopende karakter van de schulden.
Nog te betalen uitkeringen
De nog te betalen uitkeringen bestaan uit € 815 miljoen vakantiegeldverplichtingen en € 535 miljoen nog te betalen uitkeringen over 2021 die in 2022 zijn vastgesteld, alsmede crediteuren inzake uitkeringen die betaald zijn door andere EU‑landen (EU-Verordening nr. 883/2004).
Nog af te dragen belastingen
De nog af te dragen belastingen bestaan voornamelijk uit de loonbelasting en de premies volksverzekeringen die zijn ingehouden op de uitkeringen over de maand december en nog aan de Belastingdienst zijn verschuldigd.
Nog af te dragen premies sociale verzekeringen
De nog af te dragen premies sociale verzekeringen bestaan voor € 205 miljoen uit de premies voor de werknemersverzekeringen, de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet en de Wet kinderopvang van de uitkeringen over de maand december die nog aan de Belastingdienst zijn verschuldigd. Over de vakantiegeldverplichtingen en de nog te betalen uitkeringen verwachten wij in de loop van 2022 € 228 miljoen te moeten afdragen.
Nog te betalen subsidies NOW
De post nog te betalen subsidies NOW ad € 772 miljoen kan als volgt worden gespecificeerd:
Tabel Nog te betalen subsidies NOW
Bedragen x € 1 miljoen | 31 december 2021 | 31 december 2020 |
Nog te betalen voorschotten NOW 5 (2021) respectievelijk NOW 3.1 (2020) | 369 | 1.510 |
In 2022 (januari) respectievelijk 2021 (januari en februari) vastgestelde subsidies NOW | 71 | 51 |
Schatting vanaf 1 februari 2022 vast te stellen subsidies NOW 1 en 2 | 332 | - |
772 | 1.561 |
Voor een nadere toelichting op deze post verwijzen we naar de toelichting op de post Subsidies NOW (zie paragraaf Toelichting op de staat van baten en lasten onder het kopje Subsidies NOW).
Nog te verrekenen rijksbijdragen
De nog te verrekenen rijksbijdragen hebben betrekking op het ministerie van SZW voor een bedrag van € 3.975,2 miljoen (schuld), op het ministerie van OCW voor afgerond € 0,4 miljoen (schuld) met betrekking tot de WOOS en op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor € 0,2 miljoen (vordering) met betrekking tot de Wmo 2015. De afrekening met de ministeries van SZW, OCW en VWS vindt in 2022 plaats.
Overige schulden en overlopende passiva (programmakosten)
Hieronder zijn opgenomen de nog te betalen re-integratielasten en rekeningen‑courant met derden. Verder gaat het om overige schulden waarvan de betaling en/of administratieve verwerking nog niet heeft plaatsgevonden.
Belastingen en premies sociale verzekeringen (uitvoeringskosten)
De post is toegenomen als gevolg van het toegenomen personeelsbestand, eenmalige vergoedingen in december die gebruteerd zijn, alsmede een hogere afdracht uit hoofde van de toepassing van de werkkostenregeling.
Overige schulden en overlopende passiva (uitvoeringskosten)
Hieronder zijn onder meer opgenomen de nog te betalen vakantiedagen en vooruit ontvangen huurkortingen.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Nog af te rekenen rijksbijdragen
Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen heeft het ministerie van SZW ervoor gekozen de per 1 januari 2012 op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan het UWV uit te betalen. Deze permanente vordering bedraagt € 163 miljoen aan niet-afgerekende rijksbijdragen, bestaande uit respectievelijk € 141 miljoen voor de Wajong en € 22 miljoen voor de Toeslagenwet. Deze vordering wordt niet eerder door het ministerie van SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Het genoemde bedrag heeft in 2021 geen wijziging ondergaan.
NOW
In de tekst aangaande de toelichting op de NOW-lasten (zie paragraaf Toelichting op de staat van baten en lasten onder het kopje Subsidies NOW) wordt gemeld dat er sprake is van een grote inherente onzekerheid over de uiteindelijk vast te stellen NOW‑bedragen. Dit betreft zowel de NOW 3-, de NOW 4- als de NOW 5‑regeling. Bij de vaststellingen wordt in de praktijk óf een nabetaling gedaan óf een gedeelte van dan wel het gehele voorschot teruggevorderd. Uit de genoemde toelichting blijkt dat onze inschatting is dat de uiteindelijke subsidielasten van de NOW 3, de NOW 4 en de NOW 5 in de buurt van de in de jaarrekening verantwoorde voorschotten zullen liggen. Wel zal er voor individuele aanvragers sprake zijn van toekomstige nabetalingen of terugvorderingen. Deze kunnen op individueel niveau niet voldoende betrouwbaar worden gekwantificeerd. Deze toekomstige nabetalingen en terugvorderingen worden overigens volledig gedekt door respectievelijk verrekend met de rijksbijdrage vanuit het ministerie van SZW.
Meerjarige financiële verplichtingen programmakosten
UWV sluit contracten af met re-integratiebedrijven voor de re-integratie van arbeidsgehandicapten. De facturering vindt deels plaats nadat de diensten zijn geleverd. De resterende verplichtingen van de lopende re‑integratietrajecten zijn niet in de balans opgenomen. Deze verplichtingen bedragen eind 2021 € 26,3 miljoen voor trajecten gestart in 2019, 2020 en 2021 (eind 2020: € 32,7 miljoen voor trajecten gestart in 2018, 2019 en 2020). Op basis van ervaringscijfers is onze inschatting dat hiervan € 4,3 miljoen als langlopend (één tot vijf jaar) kan worden beschouwd. Bij de vaststelling van de verplichtingen is rekening gehouden met de invloed van resultaatfinanciering.
UWV verstrekt re-integratievoorzieningen voor mensen met structurele functionele beperkingen. Afhankelijk van het type voorziening betreft dit eenmalige betalingen, periodieke betalingen en/of leasecontracten. Vanaf boekjaar 2020 wordt uitsluitend nog voor de uitgaven inzake externe jobcoach en voor vervoersvoorzieningen met een leasecontract een verplichting geraamd, omdat voor deze voorzieningen niet-vermijdbare uitgaven in de toekomst zullen worden verantwoord. Voor deze doelgroepen samen is de omvang van de met deze re‑integratievoorzieningen samenhangende verplichtingen eind 2021 € 34,0 miljoen (eind 2020: € 35,5 miljoen).
UWV heeft langlopende verplichtingen voor met name de WIA-, WAO- en Wajong‑uitkeringen. Deze verplichtingen worden volledig afgedekt door toekomstige financiering vanuit de premiebaten (WIA en WAO) en rijksbijdragen (Wajong).
Herstelactie WIA-voorschotten
UWV is gestopt met het terugvorderen van voorschotten die zijn uitbetaald aan WIA‑uitkeringsgerechtigden die te lang hebben moeten wachten op de WIA-beoordeling. De oorzaak hiervan is het tekort aan vooral verzekeringsartsen, waardoor wachttijden voor (her)beoordelingen voor de WIA zijn opgelopen. De raad van bestuur van UWV heeft in overleg met het ministerie van SZW besloten over te gaan tot kwijtschelding van terugvorderingen die een gevolg zijn van overschrijding van de wettelijke beoordelingstermijnen of tot terugbetaling van reeds ontvangen bedragen. In 2021 zijn zo veel mogelijk dossiers afgehandeld en ook in 2022 zal dit proces doorgaan. De verplichting voor de afwikkeling van deze dossiers in 2022 wordt geraamd op circa € 3,5 miljoen. In 2022 zullen, in voorkomende gevallen, ook schadeloosstellingen worden uitbetaald. Het gaat dan bijvoorbeeld om vergoeding van schade door hogere inkomstenbelasting of lagere toeslagen als gevolg van het afboeken van vorderingen. De omvang van deze schadevergoedingen is ten tijde van het opstellen van deze jaarrekening nog onduidelijk.
Niet-verwerkte verplichtingen
Door een werknemer die werkzaam is als maaltijdbezorger, is een rechtszaak aanhangig gemaakt met als eis dat hij onder de werking van de wetten voor werknemersverzekeringen moet gaan vallen. Dat is tot nu toe niet het geval. Eenzelfde soort rechtszaak is aanhangig gemaakt door een uit een persoonsgebonden budget betaalde zorgverlener. Wanneer een of beide zaken aan de eisers worden toegewezen, dan kan dit tot substantiële extra lasten leiden voor zowel de programmakosten als de uitvoeringskosten, omdat de uitspraken gevolgen kunnen hebben voor de hele groep werkenden waartoe zij behoren.
Tot en met 15 februari 2022 zijn er ongeveer 9.900 bezwaren ingediend tegen de berekening van de voorschotten voor alle NOW-regelingen gezamenlijk. Hiervan liepen er medio februari 2022 nog ongeveer 75. Deze lopende zaken betreffen grotendeels de NOW 3.3, de NOW 4 en de NOW 5. Van de afgesloten bezwaren NOW 3.3 is ongeveer 43% gegrond verklaard, circa 33% ongegrond en ongeveer 24% is ingetrokken of niet‑ontvankelijk verklaard. De verwachting is dat deze percentages bij de NOW 4 en de NOW 5 weinig zullen afwijken.
Tot en met 15 februari 2022 zijn er ongeveer 6.250 bezwaren ingediend tegen de berekening van de definitieve vaststellingen voor de NOW 1, de NOW 2 en de NOW 3.1. Hiervan liepen er medio februari 2022 nog circa 1.320. Van de afgesloten bezwaren is ongeveer 40% gegrond verklaard, circa 35% ongegrond en ongeveer 25% is ingetrokken of niet-ontvankelijk verklaard.
Er zijn tot en met 15 februari 2022 verder ongeveer 320 beroepszaken ingediend tegen de berekening van de voorschotten voor de NOW 1, de NOW 2, de NOW 3 en de NOW 4 en zijn er circa 160 beroepszaken ingediend tegen de berekening van de definitieve vaststellingen voor de NOW 1 en de NOW 2. Hiervan liepen er medio februari 2022 nog circa 130. Van de afgesloten beroepszaken is ongeveer 2% gegrond verklaard, circa 40% ongegrond en ongeveer 58% is ingetrokken of niet-ontvankelijk verklaard.
We houden er rekening mee dat we in 2022 opnieuw bezwaren tegen de berekening van de voorschotten en tegen de definitieve vaststellingen van de verschillende NOW-regelingen zullen ontvangen. De financiële omvang van de bezwaar- en beroepszaken kan niet op voorhand worden bepaald.
Overige niet-verwerkte verplichtingen: Jaarlijks dienen derden claims bij ons in, omdat zij menen UWV aansprakelijk te kunnen stellen voor geleden schade in verband met door UWV al dan niet verstrekte ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen. Bij toewijzing van alle nog af te handelen claims kan dit leiden tot maximaal € 0,3 miljoen aan extra kosten.
Wij zijn betrokken in verscheidene beroepszaken op het gebied van de sociale zekerheid. Uitspraken in deze zaken kunnen gevolgen hebben voor zowel de programma- als de uitvoeringskosten.
Meerjarige financiële verplichtingen uitvoeringskosten
Wij hebben verplichtingen die voortvloeien uit langlopende overeenkomsten in verband met uitvoeringskosten. De volgende tabel geeft een overzicht van de hiermee gemoeide bedragen naar vervaltermijn.
Tabel Vervaltermijnen langlopende overeenkomsten
Bedragen x € 1 miljoen | < 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal |
Huurcontracten* | 66 | 173 | 23 | 262 |
Energiecontracten | 5 | 8 | - | 13 |
Projecten huisvesting | 6 | - | - | 6 |
Automatiseringscontracten | 72 | 2 | - | 74 |
Totaal | 149 | 183 | 23 | 355 |
- *De huurcontracten kunnen worden geclassificeerd als operational lease.