In 2021 hebben we 145.100 sociaal‑medische beoordelingen uitgevoerd, dat zijn er 10.800 minder dan in 2020 (155.900). Dit komt door de afgenomen beschikbare beoordelingscapaciteit, vooral van verzekeringsartsen, waarover we kunnen beschikken voor sociaal‑medische beoordelingen. Eind 2021 was de wachttijd voor een beoordeling gemiddeld 17 weken (in plaats van de wettelijke termijn van maximaal 8 weken); er wachtten toen 12.000 mensen op een beoordeling. We zijn ons ervan bewust dat de lange wachttijden ertoe leiden dat cliënten een (nog) langere periode van onzekerheid doormaken. Daarnaast betekent het voor onze medewerkers nog meer werk vanwege de voorschotten die we verstrekken aan mensen die te lang op hun beoordeling moeten wachten en de ingebrekestellingen die worden ingediend door werkgevers die zich benadeeld voelen. De urgentie om op korte én langere termijn oplossingen te vinden die recht doen aan mensen die om sociaal‑medische dienstverlening vragen, en die de extreme werkdruk van onze medewerkers helpen beperken, is groot. Onder andere op basis van de Kamerbrief Toekomst sociaal‑medisch beoordelen van 9 april 2021 hebben we in 2021 initiatieven in gang gezet om de sociaal‑medische dienstverlening aan uitkeringsgerechtigden te verbeteren en onze medewerkers perspectief te bieden. Deze nieuwe werkwijzen zijn voor het groeiende aantal uitkeringsgerechtigden nog geen garantie dat zij van ons tijdig de juiste sociaal‑medische dienstverlening krijgen. Zoals de minister in de eerdergenoemde Kamerbrief constateerde: er is meer nodig. We hebben ons samen met de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG), het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en een extern adviesbureau gebogen over aanvullende wijzigingen in werkwijzen en in wet- en regelgeving om te komen tot minder uit te voeren sociaal‑medische beoordelingen. In 2021 heeft een extern adviesbureau een analyse gemaakt van de mogelijke ontwikkelingen in de vraag naar de dienstverlening en de beschikbare capaciteit van UWV. Begin 2022 wordt deze analyse geactualiseerd en gaan we over verdere maatregelen in overleg met het ministerie, de NVVG en sociale partners.
Concrete gevolgen van de mismatch
In 2021 was het aantal aanvragen voor een WIA‑claimbeoordeling 9% hoger dan in 2020. Dit komt voor een belangrijk deel doordat steeds meer mensen van 60 jaar en ouder werken. Naarmate mensen ouder worden, neemt de kans op gebreken toe. Daarnaast is er sprake van een groot aantal aanvragen die te relateren zijn aan de vanwege de coronacrisis uitgestelde zorg en de beperkte re‑integratiemogelijkheden in de eerste twee ziektejaren. De mismatch tussen de toenemende vraag naar sociaal‑medische dienstverlening en het tekort aan medewerkers (vooral verzekeringsartsen) om hieraan tijdig tegemoet te komen, heeft meerdere gevolgen.
Meer WIA-voorschotten
In 2021 hebben meer mensen dan voorheen (18.300 in 2021, 11.100 in 2020) een WIA‑voorschot ontvangen in afwachting van hun beschikking. Mensen mogen niet de dupe worden van een vertraging waarop ze zelf geen invloed hebben. Daarom hoeven zij, als achteraf blijkt dat zij geen recht op een WIA‑uitkering hebben, dit voorschot niet terug te betalen. Zie ook verderop in deze paragraaf, onder het kopje Menselijke maat toepassen.
Uitstel door beroep op overmacht
Wanneer we er niet in slagen een WIA‑beoordeling binnen de geldende termijn te verrichten, kan UWV een beroep doen op overmacht. We verlengen dan de beoordelingstermijn. Dat hebben we in 2021 bij de aanvragen van 546 mensen gedaan. Van deze groep wachtten eind 2021 nog 109 mensen op een beoordeling.
Afname tijdigheid eerste betaling Wajong
Er zijn ook minder Wajong‑claimbeoordelingen binnen de geldende termijn afgerond. Hierdoor ontvangen ook steeds meer Wajongers niet tijdig hun eerste betaling. De tijdigheid bedroeg 78% en is daarmee gezakt tot onder het met het ministerie van SZW afgesproken niveau van 85%. Voor een Wajong‑beoordeling moeten beoordelaars specifieke kennis van regelgeving hebben. Om die reden kunnen Wajongers hiervoor op een beperkt aantal UWV‑kantoren terecht. Vanwege de mismatch zijn deze specifieke beoordelaars noodgedwongen ook ingezet voor de WIA, waardoor ze minder tijd hadden voor de Wajong‑beoordelingen. Wajongers krijgen bij een te late beoordeling geen voorschot. Zij voelen een te late beoordeling daardoor vaak direct in hun portemonnee. We sturen er in 2022 uitdrukkelijk op dat de tijdigheid van de eerste betaling Wajong weer minimaal 85% zal zijn.
Toename ingebrekestellingen en dwangsommen
Doordat we niet aan de groeiende vraag naar sociaal‑medische dienstverlening kunnen voldoen, stellen steeds meer (10.200 in 2021, tegenover 6.100 in 2020) mensen die te lang op een beoordeling moeten wachten ons in gebreke en vragen om een dwangsom. We handelen beoordelingen waarbij een ingebrekestelling dreigt zo veel mogelijk met voorrang af. Dit heeft echter wel als effect dat andere mensen die om sociaal‑medische dienstverlening vragen dan nóg langer moeten wachten. Onze medewerkers voelen de voortdurende druk van de ingebrekestellingen en zien zich genoodzaakt deze mensen eerder te helpen. Desondanks is er in 2021 meer aan deze dwangsommen betaald dan in 2020 (€ 4,8 miljoen, tegenover € 3,2 miljoen). Ter vergelijking: UWV‑breed is er voor een bedrag van bijna € 5,3 miljoen (2020: € 3,9 miljoen) aan dwangsommen betaald.
Maatregelen
Om toch zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk van passende dienstverlening te voorzien, hebben we een aantal maatregelen genomen. We hebben de afgelopen jaren veel moeite gedaan om nieuwe medewerkers te werven en hen vervolgens te behouden voor onze organisatie. Om de beschikbare capaciteit zo effectief mogelijk in te zetten, zijn we daarnaast overgestapt op andere werkwijzen. In de eerdergenoemde Kamerbrief Toekomst sociaal medisch beoordelen heeft de minister van SZW concrete voorstellen benoemd van het ministerie, UWV en de NVVG om de situatie voor zowel uitkeringsgerechtigden, werkgevers als onze medewerkers te verbeteren. Deze voorstellen vormen het begin van een oplossing voor de mismatch. Wij zijn in 2021 gestart met de hierna beschreven nieuwe werkwijzen en vragen daarnaast werkgevers om aanvragen van beoordelingen meer te onderbouwen.
Werken in sociaal-medische centra
UWV maakt de omslag naar een regiemodel voor sociaal‑medische dienstverlening: het sociaal‑medisch centrum. Sommige cliënten hebben in de proeftuinen op twee locaties, Heerlen en Tilburg, met dit model kunnen kennismaken. Kern van de werkwijze is dat een vast team medewerkers onder inhoudelijke leiding van een verzekeringsarts steeds vaststelt op welke momenten welke beoordeling logisch is en welke aanvullende begeleiding er daarna nodig is. In 2022 onderzoeken we nader hoe cliënten en medewerkers deze nieuwe werkwijze ervaren, in welke mate dit de kwaliteit en het aantal beoordelingen verhoogt en in hoeverre deze werkwijze bijdraagt aan de verkleining van de mismatch. Om te bepalen op welk moment welke dienstverlening voor cliënten passend is, is het van belang om een actueel beeld van hen te hebben. De verzekeringsarts kan hierbij taken delegeren aan een sociaal‑medisch verpleegkundige, die in veel gevallen het aanspreekpunt is voor deze cliënten. De sociaal‑medisch verpleegkundige brengt samen met hen alle benodigde informatie bij elkaar, zodat de verzekeringsarts zich goed geïnformeerd op de beoordeling kan concentreren.
Uitvoeringsvarianten Ziektewet
Eerstejaars Ziektewet-beoordelingen zijn complexe en omvangrijke beoordelingen, die voor verzekeringsartsen zeer tijdrovend zijn. Onderzoek en ervaring leren dat het voor uitkeringsgerechtigden de meeste meerwaarde heeft als zij al in het eerste jaar van de Ziektewet worden gezien door een verzekeringsarts. Om erachter te komen welke werkwijze het meest bijdraagt aan het terug naar werk begeleiden van Ziektewet‑uitkeringsgerechtigden en het tegelijkertijd zo goed mogelijk inzetten van het beperkte aantal verzekeringsartsen, proberen we drie verschillende werkwijzen uit. Net als bij het eerdergenoemde regiemodel hebben onze medewerkers de ruimte gekregen om de mate van begeleiding en het moment van beoordeling af te stemmen op de situatie van de uitkeringsgerechtigde. Alle districten hebben op basis van de lokale en regionale situatie dienstverlening ingericht om Ziektewet‑uitkeringsgerechtigden met deze werkwijzen meer op maat te kunnen bedienen. We volgen nauwgezet wat de effecten van de verschillende werkwijzen bij de Ziektewet zijn op de gemiddelde uitkeringsduur en de instroom in de WIA. We verwachten in 2022 meer inzicht te krijgen in de resultaten.
Monitoren WGA 80-100 medisch
Mensen die op medische gronden als volledig arbeidsongeschikt worden beschouwd (WGA 80‑100 medisch) hebben sinds het najaar van 2021 minimaal één keer per jaar contact met UWV. Zij bespreken dan de ontwikkelingen in hun gezondheid met ons. We plannen alleen een herbeoordeling in als uit de informatie blijkt dat deze zinvol is. Voordeel van deze werkwijze is dat cliënten weten wat wij van hen verwachten en dat wij een actueel beeld hebben van hoe het met hen gaat en we ze beter van dienstverlening op maat kunnen voorzien. Het is onze ambitie om iedereen met de indicatie WGA 80‑100 medisch eind 2023 in beeld te hebben. Vijf UWV‑kantoren zijn intussen gestart met deze werkwijze. De plannen voor uitbreiding van deze werkwijze naar de andere locaties liggen klaar. De eerste zichtbare effecten worden vanaf medio 2022 verwacht.
Verbeteren onderbouwing werkgevers bij aanvraag (her)beoordeling
Voor cliënten is het fijn als zij zonder vertraging de benodigde dienstverlening krijgen en hun werkgever alleen een beoordeling aanvraagt als dat echt nodig is. Om dit te bereiken voeren we gesprekken met (vertegenwoordigers van) werkgevers om het informatieproces voor eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen te stroomlijnen door onderling volledige en juiste informatie uit te wisselen. We hopen in het eerste tertaal van 2022 afspraken voor de eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen te kunnen vastleggen in een convenant. Over de herbeoordelingen starten we vergelijkbare gesprekken in 2022.
Voorstellen verkorten wachttijd
Medewerkers is gevraagd actief mee te denken over het verkorten van de wachttijd voor beoordelingen en daarbij onconventionele voorstellen niet uit de weg te gaan. Zij ervaren het probleem van de lange wachttijden elke dag aan den lijve in hun contact met cliënten. Dat heeft onder meer geleid tot voorstellen die erop gericht zijn om snel duidelijkheid te kunnen geven aan mensen die wachten op een WIA‑beoordeling. Eén voorstel heeft geleid tot een zeer kleinschalige proef onder dertig mensen, waarbij zieke werknemers van 60 jaar en ouder een WIA‑uitkering kregen toegekend na een (plausibiliteits)beoordeling door een arbeidsdeskundige, maar soms zonder beoordeling van een verzekeringsarts. Dat is niet conform de huidige wet- en regelgeving en kan alleen met toestemming van de raad van bestuur van UWV en het ministerie van SZW. We hebben geconstateerd dat dit proces niet op de juiste manier is verlopen en hebben het ministerie daarover ingelicht. We hebben deze toekenningen daarna opnieuw bekeken en geconstateerd dat er geen aanleiding is om deze cliënten opnieuw op te roepen; de toekenningen blijven van kracht.
Er is dringend meer nodig
Te veel mensen moeten te lang wachten op een sociaal‑medische beoordeling en ook onze medewerkers ervaren het probleem van de lange wachttijden elke dag aan den lijve in hun contact met cliënten. De hierboven genoemde maatregelen zijn onvoldoende om de mismatch tussen vraag en capaciteit structureel op te lossen. Er zijn daarom snel aanvullende maatregelen nodig om het aantal sociaal‑medische beoordelingen terug te dringen. We moeten zo snel mogelijk komen tot een samenhangend pakket van maatregelen met voldoende impact, zodat de mensen die nu en in de toekomst een beroep op ons doen kunnen rekenen op een tijdige en passende sociaal‑medische dienstverlening. We zijn hierover al enige tijd in gesprek met het ministerie en andere relevante partijen.
Menselijke maat toepassen
We willen in onze dienstverlening oog houden voor de menselijke maat en mensen niet alleen confronteren met regels waaraan ze zich moeten houden. We stellen ons daarbij steeds de vraag wat cliënten van ons nodig hebben om de regie over hun leven te kunnen herpakken, al dan niet met werk.
Terugvorderen WIA-voorschotten stopgezet
Wie in Nederland een WIA-uitkering aanvraagt, heeft recht op een sociaal‑medische beoordeling door UWV binnen 104 weken na de eerste ziektedag. Wanneer een beoordeling langer op zich laat wachten kunnen mensen, om te voorkomen dat ze tijdelijk geen inkomen hebben, een voorschot krijgen. Mocht na de uiteindelijke beoordeling blijken dat er geen recht op een WIA‑uitkering is of dat de uitkering lager is dan het voorschot, dan leidt dit tot verrekening met een andere uitkering of, wanneer verrekening niet mogelijk is, tot een (gedeeltelijke) terugvordering. Het aantal WIA‑claimbeoordelingen dat we niet binnen de wettelijke termijn kunnen uitvoeren is de afgelopen periode sterk toegenomen. We willen niet dat mensen hier de dupe van worden en in financiële problemen komen. Daarom hebben we, in overleg met het ministerie van SZW, besloten te stoppen met het terugvorderen van deze voorschotten. Voorschotten uitgekeerd tussen 1 januari 2020 en 31 december 2022 worden door UWV kwijtgescholden als deze niet verrekend kunnen worden met een definitieve WIA- of WW‑uitkering. Op 30 augustus heeft de minister de Tweede Kamer met een brief geïnformeerd over dit besluit.
In totaal gaat het om circa 3.500 mensen. Mensen die de terugvordering al (deels) voldaan hebben, krijgen dat geld weer terug. Het was onze doelstelling om nog voor het einde van het jaar het geld terug te betalen aan alle cliënten voor wie de vordering (deels) in 2021 is ontstaan, zodat er voor hen geen (fiscale) schade zou ontstaan (hogere inkomstenbelasting en/of lagere toeslagen). Hiervoor moesten we in 2021 de dossiers van 1.683 cliënten individueel beoordelen. Eind 2021 hadden we voor 928 cliënten de vordering terugbetaald, kwijtgescholden of in enkele gevallen verlaagd omdat er nog verrekening met WW of inkomsten aan de orde was. Het ging hierbij om bedragen variërend van € 6 tot € 11.977, waarbij het gemiddelde bedrag € 2.374 was. Voor 111 cliënten konden we de restitutie nog niet regelen, het merendeel van hen moet nog een WW‑uitkering aanvragen. Bij de overige 644 cliënten bleek kwijtschelding, terugbetaling of terugvordering niet aan de orde, bijvoorbeeld omdat ze nog niets hadden terugbetaald van hun WIA‑voorschot of omdat het voorschot al volledig was vereffend. In het eerste tertaal van 2022 handelen we de dossiers van de resterende 1.820 cliënten af. In de zomer van 2022 evalueren we met het ministerie van SZW of dit beleid ook na 2022 moet worden voortgezet. Mensen die te lang moeten wachten op hun claimbeoordeling en daarom een voorschot ontvangen, kunnen sinds november 2021 tijdens hun voorschotperiode op eigen verzoek re‑integratiedienstverlening krijgen.
Herstelactie voor gedupeerden van herbeoordelingen
We zetten een speciaal team in om hulp te bieden aan een specifieke groep cliënten die in emotionele, psychische en/of financiële problemen is geraakt door onzorgvuldig handelen van UWV. Het gaat om mensen die in de periode 2006–2010 een WIA‑uitkering kregen en die we daarna abusievelijk uit het oog zijn verloren. In 2018 is deze groep herbeoordeeld; 2.115 van hen werden toen duurzaam en volledig arbeidsongeschikt verklaard en kregen een IVA‑uitkering. Nadat in 2019 bleek dat hierbij een onjuiste werkwijze was toegepast, hebben we besloten om deze mensen opnieuw te herbeoordelen, om elke twijfel aan de rechtmatigheid ervan uit te sluiten. Bij 70% bleef de IVA‑uitkering in stand, van 30% werd de uitkering verlaagd of beëindigd. Omdat duidelijk was dat deze gang van zaken grote impact heeft gehad op cliënten en ook op onze medewerkers, hebben we een extern bureau onderzoek laten doen naar het hele besluitvormingsproces rond deze herbeoordelingen. De resultaten van deze zelfevaluatie zijn opgenomen in het rapport Niet wijzen, maar leren. Tegelijkertijd attendeerde de Centrale Cliëntenraad UWV erop dat er als gevolg van de als laatste uitgevoerde herbeoordelingen schrijnende situaties waren ontstaan. We hebben vervolgens per 15 december 2020 een landelijk Meldpunt Herstelactie ingericht waar gedupeerden terechtkunnen. Een adviescommissie bekijkt elke melding, de directie van ons bedrijfsonderdeel Sociaal Medische Zaken (SMZ) neemt op basis van het advies een beslissing op maat. Het doel is om voor deze mensen zo veel mogelijk over te gaan tot herstel en eventuele compensatie.
We hebben alle betrokkenen telefonisch of per brief benaderd. Daarna hebben 579 gedupeerden zich bij het meldpunt gemeld. Ze hebben allemaal een gesprek gehad over wat de in hun geval genomen beslissing concreet voor hen betekende en wat de financiële gevolgen ervan waren. Waar nodig zijn ze bijgestaan door arbeidsdeskundigen. Geen van de betrokkenen is sinds 1 mei 2021 een nieuwe bezwaar-, beroeps- of hogerberoepsprocedure gestart tegen de beslissing die UWV bij de hersteloperatie genomen heeft. Voor de 1.536 betrokkenen die het meldpunt niet hebben benaderd, hebben we geen nieuwe beslissing genomen. We hebben deze groep actief benaderd en zijn erin geslaagd met 775 van hen in contact te komen. Zij hebben bevestigd dat ze geen melding bij het meldpunt willen doen en geven aan dat een nieuwe beslissing niet nodig is. Ondanks meerdere contactpogingen van onze kant hebben we 761 betrokkenen niet te pakken gekregen. Uit de dossiers van deze mensen blijkt dat bij de laatste herbeoordeling aan bijna 80% van hen dezelfde volledige WIA‑uitkering is toegekend als ze hadden vóór beide herbeoordelingen. Bij de laatste herbeoordeling is aan 7 mensen een gedeeltelijke WIA‑uitkering toegekend, 3 van hen zijn er zichtbaar financieel op achteruitgegaan. Met 6 van de 7 hebben we inmiddels contact.