De arbeidsmarkt heeft zich op veel vlakken hersteld van de coronacrisis. Het aantal WW‑uitkeringen ligt op een laag niveau en er zijn veel vacatures. Er is sprake van een zeer krappe arbeidsmarkt, waarin werkgevers grote moeite hebben om geschikt personeel te vinden. De sleutel tot de oplossing lijkt te liggen in het aannemen van mensen die in eerste instantie niet geheel voldoen aan alle eisen, maar die wel geschikt te maken zijn voor de functie en/of voor wie de functie kan worden aangepast. We wijzen werkgevers daarbij onder andere actiever op mensen die nu nog aan de kant staan. Ook attenderen we ze op de mogelijkheden van om- en bijscholing en de inzet van leer‑werkarrangementen, het anders organiseren van werk en de inzet van werkvoorzieningen. Andersom stimuleren we werkzoekenden om breder te zoeken, zich te oriënteren op kansrijke beroepen en de mogelijkheden van om- en bijscholing om duurzamer aan het werk te komen. Het is belangrijk dat we mensen met volledig arbeidsvermogen die nog niet of gedeeltelijk aan het werk zijn (het onbenut arbeidspotentieel) met inzet van middelen en instrumenten motiveren om (meer uren) aan het werk te gaan en naar werk te begeleiden. Om aan de vraag van werkgevers tegemoet te kunnen komen, heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ons de mogelijkheid geboden om de aanvullende crisisdienstverlening vanuit de regionale mobiliteitsteams ook beschikbaar te stellen aan personen die vóór 12 maart 2020 (het begin van de coronacrisis) werkloos zijn geworden.
Om onszelf en onze landelijke en regionale partners in staat te stellen zo effectief mogelijk te handelen op de dynamische arbeidsmarkt, zorgen we voor inzicht in actuele en toekomstige ontwikkelingen op die arbeidsmarkt. Daarvoor combineren we, in samenwerking met andere partijen, data en kennis vanuit onderzoeken met kennis vanuit de uitvoeringspraktijk. Waar mogelijk voorzien we de opgedane inzichten van handelingsperspectief. Zo hebben we werkgevers gevraagd hoe ze omgaan met moeilijk vervulbare vacatures. De inzichten die we daaruit opdoen, zetten we op een rij en stellen we beschikbaar aan alle werkgevers. Samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben we onderzoek gedaan naar het zogeheten onbenut arbeidspotentieel, waarvan circa 30% bij UWV als werkzoekenden staat ingeschreven.
Met het samen met Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) ontwikkelde skillsdashboard bieden we inzicht in de taken en soft skills (gedragsvaardigheden en persoonlijkheidskenmerken) die bij mbo‑beroepen horen. Het dashboard laat ook zien dat voor kansrijke en overstapberoepen vaak dezelfde skills nodig zijn als voor minder kansrijke beroepen. Eind juni is het dashboard uitgebreid tot in totaal bijna 200 beroepen, waarvan 145 kansrijke, 29 minder kansrijke en 17 ‘neutrale’ beroepen. Aan 143 beroepen zijn inmiddels de bijbehorende mbo‑kwalificaties toegevoegd. Ieder kwartaal wordt het dashboard geactualiseerd met de laatste updates uit de basisversie van CompetentNL, een publieke en nationale skillstaal voor Nederland. Op 12 juli is aan UWV, SBB, CBS en TNO definitief financiering uit het Nationaal Groeifonds toegekend voor het programma Vaardig met Vaardigheden, waarmee deze partijen in opdracht van de ministeries van SZW en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) met behulp van kunstmatige intelligentie een skillstaal ontwikkelen die als open data beschikbaar gesteld wordt aan publieke en private partijen die de CompetentNL‑services gaan gebruiken om hun eigen skillstoepassingen te ontwikkelen.
Samenwerking in de arbeidsmarktregio’s
We zijn ervan overtuigd dat we samen met onze partners in de arbeidsmarktregio’s een belangrijke bijdrage kunnen leveren om de krapte op de arbeidsmarkt op te lossen. Half september 2021 zijn 35 regionale mobiliteitsteams gestart die mensen die door de coronacrisis hun baan kwijtraakten van werk naar werk begeleiden. Sinds 1 juni 2022 kunnen ook mensen die vóór 12 maart 2020 werkloos zijn geworden gebruikmaken van de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams. In de teams werken gemeenten, sociale partners en UWV nauw samen met uitzendbureaus, SBB, onderwijsorganisaties, Werkgeversservicepunten en Leerwerkloketten. Deze partijen kunnen voor alle werkzoekenden die zich bij hen melden hun eigen dienstverlening inzetten en ook gebruikmaken van elkaars dienstverlening.
We hebben de ambitie om de gezamenlijke dienstverlening met regionale partners te continueren en te verbreden. Wat ons voor ogen staat is een structurele situatie waarin álle werkzoekenden, werknemers en werkgevers bij één herkenbaar publiek loket terechtkunnen met al hun vragen over werk, inkomen, loopbaanontwikkeling, scholing en voorzieningen. Daarom hebben we het initiatief genomen tot de ontwikkeling van het concept voor regionale Werkcentra. Inmiddels zijn er vier regionale Werkcentra. In een Werkcentrum werken UWV en gemeenten onder één dak samen met meerdere partners. Bij voorkeur met regionale Werkgeversservicepunten, Leerwerkloketten, onderwijsinstellingen, sociale partners en eventueel ook private partijen. Met als doel om burgers in de volle breedte laagdrempelig dienstverlening te bieden. We zetten in op extra regionale Werkcentra in arbeidsmarktregio’s waar de samenwerking daaraan toe is en bieden daarbij houvast met een kaderplan. Hiermee lopen we, binnen het mandaat dat UWV en gemeenten nu hebben, vooruit op landelijke besluitvorming door het ministerie van SZW over structurele doorontwikkeling van de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams. Parallel hieraan voeren we gesprekken met het ministerie en andere landelijke stakeholders over de richting van de landelijke besluitvorming. In het coalitieakkoord heeft het kabinet uitgesproken dat het de arbeidsmarktinfrastructuur structureel wil uitbreiden. Onderdeel hiervan zijn instrumenten voor om- en bijscholing die de overstap naar krapteberoepen ondersteunen. Het kabinet wil de met de regionale mobiliteitsteams opgedane ervaringen hierbij betrekken. Eind dit jaar wil het ministerie van SZW samen met alle betrokken partijen de contouren vaststellen en duidelijkheid geven over de positie van de regionale mobiliteitsteams in 2023 en over het vervolgproces.
Scholing
We zetten scholing in om mensen met een kansarm beroep geschikt te maken voor kansrijke beroepen en/of hun kennis bij te spijkeren, zodat ze aantrekkelijke kandidaten worden voor werkgevers. We willen dat zo effectief mogelijk doen en zetten hiervoor scholingsadviseurs in die kunnen ondersteunen bij een scholingsvraag.
Scholingsbudget WW
Sinds medio 2018 ontvangen we het tijdelijk scholingsbudget WW. Daarmee kunnen we voor WW‑gerechtigden met een relatief grote kans op langdurige werkloosheid om- of bijscholing inkopen richting een kansrijk beroep of een arbeidsplek waarvoor een werkgever een baangarantie of -intentie heeft afgegeven. Op de huidige krappe arbeidsmarkt is het belangrijker dan ooit om mensen geschikt te maken voor vacatures die werkgevers maar moeilijk vervuld krijgen. We hebben met het ministerie van SZW gesproken over de voortzetting in 2022 van het tijdelijke scholingsbudget WW. UWV krijgt voor dit jaar een budget van € 14 miljoen (inclusief € 0,9 miljoen voor uitvoeringskosten) om scholing in te kopen voor WW‑gerechtigden met een afstand tot de arbeidsmarkt.
UWV zet scholingsbudget WW‑gerechtigden effectief in
Uit (inter)nationale wetenschappelijke literatuur blijkt dat scholing de effectiefste manier is om de baankans te vergroten van mensen die moeite hebben om een duurzame plek op de arbeidsmarkt te vinden. Scholing is het effectiefst als deze wordt ingezet voor werklozen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt. Uit een bestandsanalyse van UWV blijkt dat de inzet van het scholingsbudget WW voldoet aan de vereisten om effectief te kunnen zijn: het scholingsbudget wordt relatief vaak gebruikt voor WW‑gerechtigden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en voor sectoren waarin veel werk te vinden is zoals transport, ICT en techniek. Uit een enquête onder alle WW‑gerechtigden aan wie in de periode van juli 2018 tot juni 2021 een scholingsbudget is toegekend, blijkt dat meer dan 80% van hen de opleiding succesvol heeft afgerond. In 70% van de gevallen vonden ze hierna (weer) werk dat aansluit bij de gevolgde opleiding. Bij 14% van de WW‑gerechtigden die na de opleiding aan het werk ging is niet duidelijk of dit werk een directe relatie heeft met de gevolgde opleiding.
De opleiding vergroot volgens WW‑gerechtigden zelf niet alleen hun kansen op de arbeidsmarkt, maar ook hun zelfvertrouwen en levensgeluk. Bovendien geeft een groot deel van hen aan dat zij zonder het opleidingsbudget de opleiding niet gevolgd zouden hebben (of op zoek zouden zijn gegaan naar een werkgever die de scholing zou kunnen financieren). Het onderzoek leverde ook een aantal mogelijke verbeterpunten op. Zo kan het scholingsbudget nog effectiever en efficiënter worden benut wanneer er in plaats van de huidige lappendeken van regelingen één geüniformeerde scholingsregeling komt voor het gehele sociale domein (dus niet alleen voor de WW‑cliënten). Ook bij UWV is een aantal verbeteringen mogelijk, met name het vereenvoudigen van de administratieve processen voor opleiders en het vergroten van de expertise op het gebied van scholing. Verbeteringen op dit vlak zijn inmiddels al in gang gezet.
Inzet STAP-budget
Sinds 1 maart 2022 kunnen alle werkenden en werkzoekenden gebruikmaken van het Stimulering arbeidsmarktpositie (STAP)‑budget. Dit is een leer- en ontwikkelingsbudget van maximaal € 1.000 dat mensen kunnen aanvragen voor het volgen van een training, cursus of opleiding om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Hiervoor hebben we een portaal ingericht waarmee we aanvragen nagenoeg geheel digitaal kunnen afhandelen; ook is op ons kantoor in Leeuwarden een STAP‑team opgericht met 110 medewerkers. In 2022 is € 160 miljoen beschikbaar, gelijkelijk verdeeld over vijf aanvraagtijdvakken. Voor de laatste twee aanvraagperiodes is € 12,9 miljoen extra beschikbaar gesteld, waardoor het budget voor 2022 op in totaal € 172,9 miljoen uitkomt. De regeling vervangt de fiscale aftrek scholingsuitgaven en is laagdrempelig en toegankelijk voor iedereen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. Het aanvraagproces is eenvoudig en verloopt voornamelijk digitaal. In mei was de minister van SZW op werkbezoek bij het STAP‑team in Leeuwarden. Ze gaf daarbij aan hoe belangrijk het STAP‑budget is om mensen op een laagdrempelige manier een scholing te laten volgen. Daarnaast toonde ze belangstelling om de regeling door te ontwikkelen en ook te richten op bepaalde doelgroepen.
De belangstelling voor het STAP‑budget is groot. Bij de eerste drie aanvraagperiodes was het budget binnen een dag of enkele dagen besteed. Voor de vierde aanvraagperiode, waarvoor het loket op 1 september openging, had het ministerie van SZW € 6 miljoen extra beschikbaar gesteld. Dit budget was binnen ruim twee uur besteed. Inmiddels hebben ruim 155.000 mensen STAP‑budget ontvangen voor ruim 7.800 verschillende opleidingen, verdeeld over 885 publieke en private opleiders. De toegankelijkheid van de regeling is terug te zien in de resultaten. Een brede groep heeft gebruikgemaakt van het STAP‑budget. Meer dan de helft van de aanvragers heeft maximaal een mbo‑achtergrond, de grootste groep is tussen de 30 en 40 jaar en ongeveer 20% van de aanvragers is 50 jaar of ouder. Iets minder dan de helft van de aanvragers werkt en heeft een vast contract. De rest is verdeeld over mensen met een tijdelijk contract, geen contract en zzp’ers.
Mensen die niet zelfstandig een aanvraag kunnen indienen, kunnen terecht op een kantoor van UWV. Om te voorkomen dat zij misgrijpen is voor hen budget gereserveerd. De komende periode zullen we deze groep actief wijzen op het STAP‑budget en de ondersteuning die we bieden bij het aanvragen ervan. Samen met het ministerie kijken we ook naar de verdere doorontwikkeling van de regeling volgens het principe van leerrechten. Dat betekent dat het STAP‑budget meer toegankelijk wordt voor mensen die naar verhouding eerder minder publiek bekostigd onderwijs hebben genoten. Het model wordt zo ontwikkeld dat in de toekomst via de infrastructuur van STAP ook andere budgetten met een bepaald doel kunnen worden besteed, zoals budget voor bepaalde (krapte)sectoren.
Bij elke subsidieregeling is het zaak om permanent aandacht te houden voor de vraag of het geld goed besteed wordt. Een Toetsingskamer van het ministerie van SZW onderzoekt signalen over misbruik en oneigenlijk gebruik. Er wordt onder andere gekeken of opleidingen wel arbeidsmarktgericht zijn en naar de prijsontwikkelingen bij aanbieders. Sinds de start van de regeling in maart zijn al meer dan 600 opleidingen door tussenkomst van de Toetsingskamer uit het register verwijderd. De onderzoeken naar de prijsontwikkelingen hebben nog niet tot concrete acties geleid.
Effectiviteit WW-dienstverlening
Sinds 2017 zetten we weer meer in op persoonlijke dienstverlening voor WW‑gerechtigden. Hiervoor ontwikkelden we een nieuw dienstverleningsconcept WW. Dit heeft tot doel om de kansen van WW‑gerechtigden op de arbeidsmarkt te verbeteren en de uitstroom naar werk te bevorderen. UWV en het ministerie van SZW willen weten of dit doel wordt bereikt. De minister heeft ons daarom verzocht om de (netto‑)effecten van het nieuwe dienstverleningsconcept in kaart te brengen. Dit is ook toegezegd aan de Tweede Kamer. Inmiddels zijn zowel de korte- als langetermijneffecten voor de periode 2017–2019 onderzocht en is het onderzoek afgerond. De belangrijkste uitkomsten zijn dat WW‑cliënten zich meer gezien, gehoord en geholpen voelen bij de inzet van persoonlijke dienstverlening door UWV. Het onderzoek bevestigt dat er een grote behoefte is aan persoonlijke, op maat‑dienstverlening. Dankzij deze dienstverlening is de werkzoekende bijvoorbeeld beter op de hoogte van sollicitatiemethoden, is er sprake van meer zelfreflectie en heeft de werkzoekende meer geloof in terugkeer op de arbeidsmarkt. De waardering voor de UWV‑dienstverlening neemt dan ook toe. De persoonlijke dienstverlening voor WW‑cliënten die tussen 1 december 2017 en 31 december 2018 de WW zijn ingestroomd heeft een statistisch significant positief effect op het vinden van werk. Vergeleken met de groep die alleen online basisdienstverlening ontving, vond na 12 maanden 1,8 procentpunt meer van de WW‑gerechtigden werk (dat zijn circa 2.000 extra werkhervattingen). Na 24 maanden was dat nog 1,7 procentpunt. Tegelijkertijd daalt het beroep op de WW als gevolg van persoonlijke dienstverlening. De inzet van persoonlijke dienstverlening is daardoor ook kosteneffectief: na 24 maanden bedragen de maatschappelijke baten (de som van de besparing op WW‑uitkeringslasten en de hogere belastinginkomsten uit werk) circa € 201 miljoen, terwijl de kosten van persoonlijke dienstverlening € 97 miljoen bedragen. Wel is gebleken dat het effect op het vinden van werk bij mensen met een betere arbeidsmarktpositie (met een Werkverkennerscore hoger dan 50%) het grootst is. Mensen met meer afstand tot de arbeidsmarkt zijn gebaat bij andere, intensievere dienstverleningsvormen dan de kansrijkere WW‑gerechtigden. Bij het begin van het onderzoek was daar nog niet (meteen) de mogelijkheid toe; jobhunting werd nog nauwelijks ingezet en er waren minder mogelijkheden voor het inzetten van scholing dan nu. Ook de dienstverlening door de regionale mobiliteitsteams was indertijd nog niet beschikbaar.
De uitkomsten van het onderzoek bevestigen dat we de juiste weg zijn ingeslagen en helpen ons bij de doorontwikkeling van onze WW‑dienstverlening. We zullen daarom, met de middelen en ruimte die we hebben, nog meer inzetten op persoonlijke dienstverlening op maat en intensievere vormen van dienstverlening voor WW‑gerechtigden die niet als vanzelfsprekend een baan vinden.
Intensivering dienstverlening aan arbeidsbeperkten
We wijzen werkgevers er actief op dat ze hun vacatures ook kunnen vervullen met mensen met een arbeidsbeperking. Deze mensen willen vaak graag (weer) aan de slag. UWV kan daarbij ondersteuning bieden in de vorm van bijvoorbeeld voorzieningen, financiële regelingen of advies over het anders organiseren van werk. We willen onze dienstverlening aan werkzoekenden met een arbeidsbeperking intensiveren. We schalen op met 124 adviseurs intensieve dienstverlening en 30 arbeidsdeskundigen. Inmiddels hebben we de meeste adviseurs intensieve dienstverlening en arbeidsdeskundigen geworven; deze zijn gestart met het volgen van de benodigde opleidingen. Hierdoor kunnen onze professionals meer tijd besteden aan de dienstverlening aan cliënten. We zetten de extra capaciteit ook in om dienstverlening te bieden aan mensen met een WIA/IVA- of Wajong‑uitkering bij wie eerder is vastgesteld dat ze duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Deze groepen zijn volgens de huidige regelgeving uitgesloten van re‑integratiedienstverlening. We bereiden samen met het ministerie van SZW een experiment voor waarmee we hun toch ondersteuning kunnen bieden. Vooruitlopend op de start van dit experiment (voorzien in 2023) gedoogt het ministerie de inzet van re‑integratieondersteuning voor deze groepen al.
Pilot Scholingsaanbod WIA-WGA
Werkzoekenden met een WIA/WGA‑uitkering beschikken vaak niet over een (bruikbare) startkwalificatie. Om de kans op het vinden van een baan voor deze groep te vergroten, is in het vorige regeerakkoord (2017–2021) onder andere afgesproken om te beproeven of en hoe scholing de werkhervattingskansen van WGA‑gerechtigden kan vergroten. In juni is de pilot Scholingsaanbod WIA‑WGA van start gegaan. Op vier vestigingen proberen we uit of en hoe de inzet van leer‑werktrajecten de werkkansen van WGA‑gerechtigden doet toenemen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat functiegerichte taaltrainingen kunnen bijdragen aan het succes van leer‑werktrajecten. Tijdens de pilot, die tot en met 2024 doorloopt, zal het scholingsaanbod daarom daarmee worden uitgebreid. Eind 2022 informeren wij de minister van SZW over de tussenresultaten van het scholingsexperiment.
Effectiviteit WGA-dienstverlening
In 2019 zijn wij gestart met onderzoek naar de effectiviteit van onze re‑integratiedienstverlening voor de WGA‑doelgroep. Hierbij worden de effecten onderzocht bij WGA‑gerechtigden die reguliere dienstverlening, extra dienstverlening of dienstverlening op verzoek krijgen. We willen hiermee ook de behoefte aan persoonlijke ondersteuning vaststellen en welke diensten aan activering bijdragen. De uitkomsten zullen we benutten om onze dienstverlening meer op maat aan te bieden, passend bij de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde. Het is een groot onderzoek onder alle ruim 18.000 WGA‑gerechtigden die zijn ingestroomd in de periode van oktober 2019 tot en met april 2021. Zij worden gedurende drie jaar gevolgd. Begin september heeft de minister de eerste voortgangsrapportage over deze effectevaluatie aan de Tweede Kamer aangeboden. Omdat een groot deel van de mensen in het onderzoek pas één jaar of korter wordt gevolgd, is het nog te vroeg om conclusies te kunnen trekken over de effectiviteit van de dienstverlening. Belangrijk is de constatering dat het experiment zuiver wordt uitgevoerd en dat de dynamiek op de participatieladder en de doorstroming naar hogere (of lagere) treden op de participatieladder binnen de experiment- en controlegroep zichtbaar worden. Op het punt van werkhervatting constateert de tussenevaluatie dat zich mogelijk een effect begint af te tekenen op het aandeel personen dat aan het werk gaat in een baan van twaalf uur per week of meer. Verder is er meer inzicht verkregen in de WGA‑doelgroep. In 2023 wordt een tweede voortgangsrapportage van de effectevaluatie opgeleverd. Het totale onderzoek duurt ongeveer 4,5 jaar, tot het voorjaar van 2024.
Tegelijk met de eerste voortgangsrapportage is aan de Tweede Kamer een zogeheten midterm review aangeboden: een tussentijdse evaluatie met de stand van zaken in de doorontwikkeling van onze WGA‑dienstverlening. De afgelopen jaren hebben we met extra middelen het aantal professionals voor de WGA‑dienstverlening kunnen uitbreiden. Hierdoor steeg onder andere het aantal persoonlijke gesprekken met WGA‑gerechtigden tot zo’n twee tot drie gesprekken per jaar. Dit is een belangrijk resultaat, omdat effectieve dienstverlening begint met het in beeld krijgen en houden van de persoon en zijn/haar omstandigheden. Verder blijkt uit de midterm review dat er flink is geïnvesteerd in het vakmanschap van UWV‑professionals en dat er belangrijke onderzoeken worden uitgevoerd om de dienstverlening steeds meer evidencebased te maken. De conclusie is dat UWV grote stappen heeft gezet en de basis van de WGA‑dienstverlening op orde heeft. Dit biedt een uitstekende uitgangspositie om de dienstverlening aan WGA‑gerechtigden verder door te ontwikkelen en te versterken.
We onderzoeken ook de effectiviteit van onze re‑integratiedienstverlening voor Wajong‑gerechtigden. In juni zijn twee tussenrapportages verschenen. De eindrapportage verwachten we begin 2023.