In de eerste vier maanden van 2022 zijn 43.173 sociaal‑medische beoordelingen uitgevoerd. Dat zijn er 8.227 (16%) minder dan in de eerste vier maanden van 2021 (51.400). Deze daling betreft vooral de eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen en herbeoordelingen. Voor eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen beproeven we sinds september 2021 verschillende werkwijzen waarbij niet meer standaard voor iedereen zo’n beoordeling wordt ingezet (zie ook hierna onder het kopje Uitvoeringsvarianten Ziektewet). Claimbeoordelingen hebben de hoogste prioriteit. Deze arbeidsintensiefste beoordelingen voerden we relatief gezien het meest uit, al waren het er wel 5% minder dan in de eerste vier maanden van 2021 (28.390 ofwel 66% van het totaal aantal in de eerste vier maanden van 2022 uitgevoerde sociaal-medische beoordelingen tegenover 29.806 ofwel 58% van het totaalaantal in dezelfde periode in 2021). Dat hangt vooral samen met de artsencapaciteit waarover we kunnen beschikken. De brutocapaciteit daalde van gemiddeld 744 fte’s in 2021 naar gemiddeld 720 fte’s in de eerste vier maanden van 2022. De nettocapaciteit is evenwel meer afgenomen. Dit komt doordat de samenstelling van onze artsencapaciteit wijzigt als gevolg van de uitstroom van ervaren artsen – voornamelijk wegens pensionering – en de instroom van basisartsen. Sinds 2020 hebben we steeds minder ervaren verzekeringsartsen, die per persoon meer tijd moeten besteden aan de opleiding en begeleiding van nieuwe collega’s. Steeds meer basisartsen nemen deel aan de opleiding tot verzekeringsarts. Deze opleidingsinspanningen zijn voor de langere termijn essentieel, maar zorgen ervoor dat de daadwerkelijk voor het uitvoeren van sociaal-medische beoordelingen inzetbare artsencapaciteit (de nettoartsencapaciteit) is afgenomen van gemiddeld 596 fte’s in 2021 naar gemiddeld 546 fte’s in de eerste vier maanden van 2022 (-8%).
De vraag naar sociaal‑medische dienstverlening is groter dan de beschikbare capaciteit. In overeenstemming met de afspraken met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hebben de WIA‑claimbeoordelingen prioriteit. Hierdoor is het aantal lopende aanvragen gedurende de eerste vier maanden afgenomen. Er is echter sprake van een toename in de achterstand doordat tot nu toe niet altijd de oudste dossiers als eerste werden opgepakt; dit gaan we bijsturen. Doordat we in minder gevallen tijdig de claimbeoordeling hebben afgerond, is het aantal verstrekte WIA‑voorschotten in de eerste maanden toegenomen ten opzichte van 2021. Als deze trend doorzet, verwachten we in totaal circa 21.000 voorschotten te verstrekken in 2022 (18.300 in 2021). Daarnaast lopen ook de dwangsommen op van mensen die een aanvraag hebben gedaan en ons in gebreke stellen. We verwachten dat het bedrag aan dwangsommen verder oploopt van € 4,8 miljoen in 2021 naar € 9 miljoen in 2022.
De gevolgen van de mismatch zijn voor zowel cliënten, werkgevers als medewerkers van UWV zeer onwenselijk. Mensen die een aanvraag hebben ingediend, moeten lang wachten op de uitkomst van hun beoordeling en verkeren daardoor lang in onzekerheid. Onze medewerkers hebben te maken met een hoge werkdruk door de grote vraag naar de dienstverlening én doordat er al veel aanvragen langer dan de wettelijk geldende termijnen liggen. In de eerste vier maanden van 2022 zijn we met het ministerie van SZW in gesprek geweest en aan de slag gegaan met maatregelen die zowel op de korte als op de lange termijn moeten zorgen voor perspectief voor cliënt en medewerker. Er is een werkgroep aangesteld die samen met cliënten, UWV‑medewerkers en alle betrokken stakeholders moet komen tot een samenhangend pakket van maatregelen voor de komende jaren. De minister zal de Tweede Kamer deze zomer over het resulterende pakket informeren. Dit maatregelenpakket is aanvullend op de eerder afgesproken maatregelen waarover we hieronder onder het kopje Maatregelen om mismatch op te lossen rapporteren.
Maatregelen om mismatch op te lossen
In april 2021 heeft de minister van SZW de Tweede Kamer met de brief Toekomst sociaal‑medisch beoordelen geïnformeerd over maatregelen die we nemen als begin van een oplossing voor de mismatch. Hieronder gaan we in op de stand van zaken.
Werken in sociaal-medische centra
UWV maakt de omslag naar een regiemodel voor sociaal‑medische dienstverlening: het sociaal‑medisch centrum. Sommige cliënten kunnen in de proeftuinen op vier locaties met dit model kennismaken. Kern van de werkwijze is dat een vast team medewerkers onder inhoudelijke leiding van een verzekeringsarts steeds vaststelt op welke momenten welke inzet van welke expertise passend is en welke aanvullende begeleiding er daarna nodig is. In juni en november dit jaar onderzoeken we nader hoe cliënten en medewerkers deze nieuwe werkwijze ervaren, in welke mate dit de kwaliteit en het aantal beoordelingen verhoogt en in hoeverre deze werkwijze bijdraagt aan de verkleining van de mismatch. Om te bepalen op welk moment welke dienstverlening voor cliënten passend is, is het van belang om een actueel beeld van hen te hebben. De verzekeringsarts kan hierbij taken delegeren aan een sociaal‑medisch verpleegkundige, die in veel gevallen het aanspreekpunt is voor de cliënten. De sociaal‑medisch verpleegkundige brengt samen met hen alle benodigde informatie bij elkaar, zodat de verzekeringsarts zich goed geïnformeerd op de beoordeling kan concentreren.
Uitvoeringsvarianten Ziektewet
Eerstejaars Ziektewet-beoordelingen zijn complexe en omvangrijke beoordelingen, die voor verzekeringsartsen zeer tijdrovend zijn. Onderzoek en ervaring leren dat het voor uitkeringsgerechtigden de meeste meerwaarde heeft als zij al in het eerste jaar van de Ziektewet worden gezien door een verzekeringsarts. Om erachter te komen welke werkwijze het meest bijdraagt aan het terug naar werk begeleiden van Ziektewet‑uitkeringsgerechtigden en het tegelijkertijd zo goed mogelijk inzetten van het beperkte aantal verzekeringsartsen, proberen we drie verschillende werkwijzen uit. Net als bij het hierboven genoemde regiemodel hebben onze medewerkers afhankelijk van de werkwijze de ruimte gekregen om de mate van begeleiding en het moment van beoordeling af te stemmen op de situatie van de uitkeringsgerechtigde. Alle districten hebben op basis van de lokale en regionale situatie dienstverlening ingericht om Ziektewet‑uitkeringsgerechtigden met deze werkwijzen meer op maat te kunnen helpen. We volgen nauwgezet wat de effecten van de verschillende werkwijzen bij de Ziektewet zijn op de gemiddelde uitkeringsduur en de instroom in de WIA. In 2022 wordt een eerste volledige evaluatie uitgevoerd, waarbij we kijken naar de effecten van de uitvoeringsvarianten op de uitstroom van de cliënt richting werk, de uitstroom uit de Ziektewet om andere redenen en de inzet van diverse professionals. Begin 2022 bleek dat het nog niet bij ieder district duidelijk was in welke opzicht de varianten van elkaar verschillen en wat dit in de praktijk betekent. Dit is daarom nog eens concreet aan ze uitgelegd, zodat we bij de eerste evaluatie beter kunnen kijken naar de werking van de afzonderlijke varianten.
Monitoren WGA 80-100 medisch
Mensen die op medische gronden als volledig arbeidsongeschikt worden beschouwd (WGA 80-100 medisch) hebben sinds het najaar van 2021 minimaal één keer per jaar contact met UWV. Zij bespreken dan de ontwikkelingen in hun gezondheid met ons. We plannen alleen een herbeoordeling in als uit de informatie blijkt dat deze zinvol is. Voordeel van deze werkwijze is dat cliënten weten wat wij van hen verwachten, dat wij een actueel beeld hebben van hoe het met hen gaat en we ze beter van dienstverlening op maat kunnen voorzien. Het is onze ambitie om iedereen met de indicatie WGA 80-100 medisch eind 2023 in beeld te hebben. We zien dat deze werkwijze nog niet overal goed van de grond komt. Het aantal afspraken met cliënten loopt achter op de verwachting. We hebben specifiek voor deze dienstverlening extra sociaal‑medisch verpleegkundigen geworven en opgeleid, en bekijken met ieder district apart hoe we meer cliënten kunnen spreken en beoordelen.
Verbeteren onderbouwing eigenrisicodragers bij aanvraag beoordeling
Voor cliënten is het fijn als zij zonder vertraging de benodigde dienstverlening krijgen en hun werkgever alleen een beoordeling aanvraagt als dat echt nodig is. Om dit te bereiken voeren we gesprekken met (vertegenwoordigers van) werkgevers die eigenrisicodrager voor de Ziektewet zijn om onderling vooral volledige en juiste informatie uit te wisselen. We hebben daarnaast concrete processtappen geformuleerd voor het afsluiten van een convenant met eigenrisicodragers. Het is daarbij de bedoeling dat (vertegenwoordigers van) deze werkgevers zelf (laten) beoordelen of een eerstejaars Ziektewet‑beoordeling van toegevoegde waarde is. Hierbij zal gebruikgemaakt worden van een afgeleide methode als die we toepassen voor de screening van aanvragen voor een eerstejaars Ziektewet‑beoordeling van mensen zonder werkgever, voor wie UWV de arborol vervult. We gaan deze nieuwe werkwijze vanaf 1 juni 2022 voor een periode van drie maanden beproeven. UWV voert in deze fase ook zelf de beoordeling uit, waarna de resultaten van de screening van de werkgever en UWV met elkaar worden vergeleken. Als na de proefperiode blijkt dat het model werkt, zal het convenant worden getekend en kunnen we de eerstejaars Ziektewet‑beoordeling ook voor werknemers van eigenrisicodragers selectief uitvoeren. Binnenkort starten ook gesprekken om te komen tot een betere onderbouwing door eigenrisicodragers van aanvragen voor een herbeoordelingen.